Sociaal-fysieke aanpak in stadswijken

Goedendag, is dit bankje vrij?

Gebouwen en de gebouwde omgeving kunnen niet los gezien worden van de gebruiker, de mensen. Die omgeving bepaalt het gedrag van mensen en de sociale verbindingen die mensen wel of niet kunnen aangaan. Zo kunnen gebouwen ontmoetingen faciliteren maar ook bemoeilijken. En uiteindelijk maken mensen de stad. Hoe ontstaan levendige fijne stadswijken? Wat zijn de gedachten en voorwaarden hiervoor? Deze vragen stonden centraal bij de eerste stadslezing 2024 op 28 februari 2024. Sprekers op deze avond: Judith Schotanus, Sander van der Ham en Edward van Dongen.

Hieronder komt binnenkort de livestream.

Bekijk hier de livestream opname van de lezing >

Mensen maken de stad

Judith Schotanus, architect, socioloog en coördinator van het ArchitectuurPunt tot en met december 2023, legt in haar bijdrage de afhankelijkheid tussen de gebouwde omgeving en sociale structuren uit.  De mensen zelf maken de stad, stelt Judith. Je hebt sociale contacten op het schoolplein, bij het sporten, binnen je gezin, op het werk. En de gebouwde omgeving heeft wel degelijk invloed op het maken van contacten en het hebben van netwerken. Dit was ook al na de Tweede Wereldoorlog gemeengoed bij stedenbouwkundigen. De wijkgedachte werd een belangrijk uitgangspunt bij stedenbouwkundige plannen zoals bijvoorbeeld in de wederopbouwplannen voor Rotterdam, maar ook in Zoetermeer. 

Door de industriële ontwikkeling, de gedachte dat licht, lucht en zon in de nieuwe wijken moesten komen en de gedachte dat functies netjes van elkaar gescheiden moesten worden, was grootschalige hoogbouw in zwang. Palenstein is er een goed voorbeeld van. Maar de grootschaligheid heeft ook nadelen, juist voor de sociale cohesie in de wijk. Mensen komen elkaar in zulke wijken door grootschaligheid en scheiding van functies namelijk minder vaak tegen.

Het grote belang van zwakke contacten

Judith benadrukt het belang van zwakke contacten. Want niet alleen je nauwe banden met familie of beste vrienden zijn belangrijk. Het herkennende knikje bij de bakker of het korte praatje op het bankje voor een oudere gaan eenzaamheid tegen, laten netwerken ontstaan en maken een stad leefbaar. Juist door deze zwakke sociale contacten bouw je aan een samenleving. Ontmoetingsplekken zoals op het schoolplein, in het winkel- of sportcentrum, vluchtige contacten zijn essentieel voor een thuisgevoel in de stad. Als architect of stedenbouwkundige dien je dat met een goed ruimtelijk en functioneel plan te faciliteren. 

Sidewalk ballet


Al gauw kwam daarom stevige kritiek op de scheiding van functies en de daardoor levenloze flatgebouwen en slaapwijken, waar sociale netwerken en spontane ontmoetingen moeilijk te onderhouden bleken. Een grote stem hierin was de New Yorkse activist en schrijver Jane Jacobs. Zij kwam in New York al vroeg met kritiek op de naoorlogse stedenbouw. 
Ze observeerde het door haar zo vernoemde “sidewalk ballet” van sociale ontmoetingen wat dagelijks in haar wijk plaats vond: ‘s ochtends kwamen eerst de mannen op straat op weg naar hun werk, daarna kwamen de kinderen op weg naar school, later op de dag gingen de vrouwen boodschappen doen. Dit ballet ging door tot diep in de nacht en begon in de ochtend weer van voren. Hoe fijnmaziger de stedelijke structuur, hoe meer ballet op de straten en hoe vaker ontmoetingen plaatsvinden. Met het na de oorlog sterk vertegenwoordigde idee van functiescheiding was een levendig en stedelijk “sidewalk ballet” de kop ingedrukt. 

Eyes on the street

Jane Jacobs onderstreept daarbij ook het belang van sociale veiligheid voor een prettige stedelijke samenleving. Zij kenmerkte het begrip “eyes on the street”. Voor de sociale veiligheid en een levendige samenleving  is de functie en de vormgeving  van de begane grond, de zogenaamde plint, uiterst belangrijk. 
Belangrijke huidige voorvechters voor een sociale en daarmee ook duurzame stadsontwikkeling zijn de Deense architecten Jan Gehl en Birgitte Svarre.

Een architect die het verbinden van ruimtes bijna tot in het extreme heeft getrokken is Herman Hertzberger. Hij vond het erg belangrijk, relaties tussen verschillende ruimten binnen een gebouw te leggen. Een goed voorbeeld hiervoor is het Centraal Beheergebouw in Apeldoorn. Hij verplaatste zich daarbij altijd in de rol van de gebruiker. Zo dacht hij tot in detail na over het gebruik van scholen door kinderen met het resultaat dat de ramen lager dan gewoonlijk geplaatst waren, zodat ook kinderen zonder moeite erdoorheen kunnen kijken. Hij lette er ook op dat er altijd zichtverbindingen, raampjes tussen het schoollokaal, de buitenruimte en de gang waren. 

Ontmoeting faciliteren

Sociale netwerken zijn uiteraard niet beperkt op wijkniveau, vertelt Judith. Mensen hebben door de stad en door het land heen een netwerk van familie, vrienden, kennissen, sportgenoten en hobby’s. 

Uit onderzoek blijkt dat brede autostraten mensen in het bouwen van netwerken beperken. Hoe fijnmaziger een buurt, een wijk en een stad, hoe sneller mensen contact met elkaar kunnen maken en hoe fijnmaziger en moeiteloos een netwerk kan ontstaan. De mate van zelforganisatie wordt met een fijnmazige stedenbouw zonder barrières sterker. Stedenbouw moet ontmoeting faciliteren. 

Inmiddels werd er in Palenstein grootschalig gesloopt en ingezet op andere stedenbouwkundige structuren. Maar sloop je gebouwen, gaan ook altijd bestaande sociale structuren en netwerken stuk. In Meerzicht wordt daarom alweer heel anders over sloop en het intact houden van sociale structuren nagedacht. Er wordt voorzichtiger afgewogen of sloop noodzakelijk is, en hoe het sociale systeem tussen buren intact kan worden gehouden. 

Zie de foto hierboven, de Gentiaanbuurt in Apeldoorn, gerenoveerd door architect Hans van Heeswijk toont aan, dat sloop niet per se nodig is om tot een andere, socialere  invulling van de plint te komen. Ook gemeenschappelijke ruimten voor buurten en gebouwen zijn zeer belangrijk. Ze geven ruimte voor ontmoetingen en nodigen uit tot spontaan gebruik.  Dit geeft uiteraard ook weer aanleiding tot onenigheid onder gebruikers. Niet iedereen kan bijvoorbeeld de was van de buren waarderen. 

Alles wat nodig is, is er al

Sander van der Ham, stadspsycholoog van het Thuismakerscollectief Buurklimaatje, legt aan de hand van de stadswijk Carnisse in Rotterdam uit hoe je fijne en stevige sociale netwerken in wijken kan creëren en verduurzamen. 

De buurtbewoners zelf zijn de beste aanjagers van een positieve sociaal-fysieke ontwikkeling, bewoners moeten daarom in de lead zijn. Alles wat nodig is, is er al, stelt Sander. Je hoeft de kracht van de mensen en de wijk (als professional én als buurtbewoner) alleen te vinden en aan elkaar te knopen. In de buurt aanwezig zijn en in eerste instantie belangeloos gesprekken aangaan, is als eerste stap al genoeg. Sanders aanpak gaat van klein naar groot. Daarbij is het beter om niet al grootse plannen of verwachtingen hebben.

Bloembollen

In Carnisse ging Sander met een collega bloembollen planten. Zodoende raakte hij met buurtbewoners in gesprek. Door verschillende mensen te spreken en te leren kennen, ontwikkelden zich langzaam ideeën en initiatieven. Sommige mensen bleken groene vingers te hebben en wilden dolgraag meehelpen om de buurt te vergroenen, anderen wilden zich inzetten voor een schone buurt, en weer anderen konden erg goed koken. Buurtbewoners leerden elkaar vervolgens beter kennen.

De mobiele buurtoven is van de partij.

Van activiteiten en evenementen naar een in de gemeenschap gewortelde programmering

Door met elkaar de buurt te vergroenen en zodoende elkaar vaker te spreken, ontstond er een domino-effect. Mensen uit andere straten liepen langs en wilden ook graag een mooie geveltuin. Ideeën groeiden, mannen met tegenovergestelde voetbalclub-liefdes  bouwden een mobiele buurt-oven, die vervolgens bij alle klusdagen en buurtfeesten in gebruik werd genomen. 

Evenementen voor ontmoeting

Sander licht drie belangrijke evenementen in Carnisse uit: De Carnisser leefstraat, het Carnisser leefplein en het Carnisser leefsingel. 
De Carnisser leefstraat was een twee weken durend experiment. Er werd een deel van een buurtstraat afgesloten voor autoverkeer, zodat mensen op straat spelletjes konden doen, samen konden eten, muziek maken en elkaar ontmoeten. Er zaten altijd wel mensen, er was altijd gezelligheid, vertelt Sander. Het leefplein was een driedaags buurtfeest op een klein stukje grond dat normaliter ook bezet werd door arbeidsmigranten die ‘s nachts ook weleens voor overlast zorgden. Uiteindelijk namen ook de arbeidsmigranten deel aan het feestje en verzorgden met een accordeon de muziek.  

De Carnisser leefsingel is een initiatief van een buurtbewoonster die graag ook meer “leven” en gezelligheid direct voor haar woning aan een singel wenste. Op het grasveldje worden nu regelmatig kleine evenementen gepland zoals een buurtbarbecue, een poolparty of een gezamenlijk winterfeest.  

Veel kleine initiatieven

Er ontstonden zelfstandige groepen met eigen initiatieven en thema’s: Sommigen zorgen voor schone sloten, er is een kookclub. Sander heeft middels zijn initiatieven meer dan 500 mensen met elkaar verbonden, er is 2 km geveltuin aangelegd, er zijn 6.458 tegels gewipt en er is 700 m2 nieuw groen ontstaan waarvan 25 nieuwe boomtuinen en 2 opgeknapte grote plantenbakken. Er zijn 7 nieuwe regentonnen aangeschaft. 

Vertrouw op de kracht van de gemeenschap

Sander heeft samenvattend waardevolle tips voor nieuwe buurtinitiatieven en mensen die positieve veranderingen in hun buurt teweeg willen brengen.

Het geheim is om niet zonder de doelgroep te plannen, maar mét de mensen samen. Daarbij is het belangrijk om niet te kijken vanuit de problematiek en de kwetsbaarheid van een wijk, maar vanuit vertrouwen in de bewoners en de kracht en trots die zij zelf meebrengen. Iedere bewoner kan een positieve invloed op de wijk hebben. 

Vanuit een “project΅ moet men vervolgens langzaam naar een doorlopende samenwerking onderling komen, dit kost meestal geen maanden maar jaren, dus wees niet te ongeduldig, want vertrouwen bouw je alleen langzaam op. Sowieso is het belangrijk om niet met bepaalde verwachtingen te beginnen. Volg de energie en maak het klein is het devies. Een eerste bijeenkomst met enkelingen is prima, want initiatieven ontvouwen zich meestal langzaam en uiteindelijk ontstaat er een grotere beweging. 
Ga dus als gemeenteambtenaar of ontwerper vooral niet alleen maar “ideeën ophalen of meenemen”, zoals dat vaak in jargon wordt gezegd, maar ga de samenwerking met bewoners echt aan. 

Al 60 jaar co-creatie bij ERA-contour

Edward van Dongen, directeur identiteit en vernieuwing bij ERA-Contour, legt uit hoe ERA Contour succesvol aan de slag gaat met het vormen van nieuwe sociale gemeenschappen door bewust over leefstijlen na te denken bij de aanleg van nieuwe woonomgevingen.

ERA Contour viert heden haar 60 jarige bestaan. Eerst was ERA Contour vooral met uitleggebieden bezig, het Fonteinbos in Zoetermeer is hier een van de eerste voorbeelden. Ook hier stond Era Contour al open voor bewonersparticipatie. Zo konden toekomstige bewoners kiezen uit wel 40 verschillende plattegronden binnen het gebouw. Stemden meer dan 5 % van de toekomstige bewoners op een bepaalde plattegrond, werd deze ook uitgevoerd. Ook de directiekeet, die er tijdens de bouw stond, bleef op wens van de bewoners staan als trefpunt voor de bewoners en staat er vandaag de dag nog. Wat heeft “de klant” nodig? , is een centrale vraag voor ERA Contour. 

Wees een kameleon 

Om achter de vraag “Wat heeft de klant nodig?” te komen, moet zich de ontwikkelende partij flexibel en open opstellen en in allerlei groepen kunnen bewegen en meegaan.  Voor Edward is het een belangrijk uitgangspunt om veel in gesprek met mogelijke toekomstige buurtbewoners en de buurt te blijven, open te staan en te willen leren van bewoners. Bovendien moet men goed begrijpen wat voor plek men voor zich heeft. Men dient vanuit de plek te ontwikkelen, niet vanuit een vooropgezette wens. 

ERA Contour werkt daarom eerst met online klantenpanels en later met workshops met mogelijk toekomstige bewoners om bewonerswensen zo specifiek mogelijk in beeld te krijgen. Het begrip “Leefstijl” is voor ERA Contour zeer belangrijk om een sterk concept te kunnen realiseren. 

Gedurende de tijd veranderde het werkterrein van ERA Contour van uitleggebieden naar moeilijke binnenstedelijke locaties zoals bijvoorbeeld Le Medi in Rotterdam, Bospolder-Tussendijken of het project Little C, eveneens in Rotterdam. 

Happy Days in Zoetermeer

ERA Contour ontwikkelt heden in Zoetermeer het project Happy Days. 

https://www.happydayszoetermeer.nl/koopwoningen-zoetermeer/

Happy Days ligt in de VINEX wijk Oosterheem. Edward vertelt dat de scheidingspercentages in VINEX uitleggebieden het hoogst zijn van alle andere wijken. Hij koppelt dit aan het schrale aanbod aan andere functies dan wonen in de wijk en aan een gebrek aan sociale cohesie in de wijken. DIt wederom heeft natuurlijk met het gewone aanbod aan andere functies te maken maar ook met de verschillende mate van openbaarheid die je kunt creëren bij het ontwikkelen van wijken. In uitleggebieden zie je voornamelijk enkel de twee domeinen privé of openbaar, de uitersten op een groter spectrum van openbaarheid. Collectieve of gemeenschappelijke domeinen zijn er namelijk vaak nauwelijks, terwijl juist deze domeinen voor verbinding en geluk zorgen in woonwijken, stelt Edward. Ook Oosterheem kent weinig collectieve domeinen. 

ERA Contour wil daar met Happy Days verandering in brengen en  doelgroepen juist meer met elkaar verbinden en synergieën tot stand brengen. 

Zoetermeer is de stad van de stedenbouwkundige experimenten, weet Edward. Geheel in deze traditie werd Happy Days dan ook ontwikkeld. De grote inspiratiebron voor “Happy Days” is het thema “camping” en het gevoel “altijd op vakantie” te zijn. Een autovrij, groen en gemeenschappelijk terrein als ook geleidelijke overgangen van privé naar openbaarheid waren belangrijke uitgangspunten. Wat op de camping een voortent is; een semi-private ruimte waar je makkelijk het gesprek met voorbijgangers kunt aangaan, is bij Happy Days een brede veranda. Huizen werden in groepjes in een groene omgeving met telkens een eigen identiteit ontworpen. Ook een gevarieerd woningaanbod voor verschillende doelgroepen is onderdeel van Happy Days. Doelgroepen zijn gedefinieerd door kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Eerst zijn online klantenpanels uitgezet, daarna vinden verschillende workshops met potentiële kopers plaats.  

Little C, Rotterdam

Edward stelt ook nog kort het project Little C in Rotterdam voor https://www.littlecoolhaven.nl/. Hij benadrukt de lastige plek aan de voormaals verwaarloosde Coolhaven, en het belang van het nieuw verankeren van deze plek in de stad. Het nieuw aangelegde park tot aan het metrostation was daarbij een belangrijke voorwaarde. ERA Contour wilde met Little C afwijken van de gebruikelijke hoogbouw in Rotterdam en andere volumes met een menselijke maat aanbieden die desondanks een zeer hoge woningdichtheid bevatten. Inspiratiebron werd het populaire Meatpacking District in New York. ERA Contour keek heel goed naar welke details precies het Meatpacking District zo aantrekkelijk maken. Bovendien kreeg ook bij het project Little C elk torentje en elk pleintje een eigen identiteit met een eigen naam. Ook hier was een slimme differentiatie in woonvormen belangrijk. De doelgroep is met online klantenpanels en workshops met potentiële kopers vastgelegd en bijgesteld. 

De beeldbepalende loopbruggen bij het project Little C zijn niet gepland, geeft Edward toe, maar vanuit een efficiënte ontsluiting van de woontorens bedacht. Niet elk gebouw heeft dus een lift. Een lift ontsluit nu telkens drie gebouwen. De gebouwen zijn zo met loopbruggen met elkaar verbonden. Dit is niet alleen een blikvanger, maar door de geconcentreerde ontsluiting ontmoeten bewoners elkaar ook veel vaker, en ontstaan ongeplande ontmoetingen. De loopbruggen zijn nu het meest “instagrammable” beeldkenmerk van het project. 

De gedachte “wat kan deze plek toevoegen aan de stad”, moet steeds leidend zijn, besluit Edward. 

Bedankt Judith Schotanus

Judith Schotanus, links met microfoon, neemt afscheid van het ArchitectuurPunt, foto: Sandra Schluchter

Judith haar slotwoord: “Ook het ArchitectuurPunt Zoetermeer biedt een belangrijke ontmoetingsplek en is een spil in het netwerk voor bewoners van Zoetermeer, voel je welkom bij onze activiteiten!”

Share your thoughts