Ruimte maken voor de nieuwe economie in ICT hotspot
Plannen en tips voor de Dutch Innovation Campus
Auteur: Willem Hermans, stedenbouwkundige en Schatbewaker
Behalve nieuwe woningen heeft Zoetermeer voor een vitale economie en een aantrekkelijk leefklimaat ook ruimte nodig voor werken en leren. Lege kantoren worden nu benut voor hergebruik met andere vormen van bedrijvigheid of wonen. Naast sloop van oude bedrijfspanden en het vervangen door woningen, staat het maken van vitale plekken op de stadsagenda met als voorbeeld The Dutch Innovation Factory (DIF). Over deze locatie en over voorbeelden van elders, gaan de circa 40 aanwezigen in het Forum met elkaar in gesprek bij de Stadslezing over economie en wonen, georganiseerd door het ArchitectuurPunt Zoetermeer 14 mei 2019, onder leiding van moderator JaapJan Berg.
“Koester als nieuwe stad je bebouwing, ook de kantoorpanden en fabrieksdozen uit de vorige eeuw.” Zo opent JaapJan het gesprek. ”In de nieuwe steden is de rol van het wonen duidelijk, maar economie is divers en maakt deel uit van het regionale spanningsveld.” Dat geldt ook voor Zoetermeer in relatie tot de metropoolregio Rotterdam Den Haag en voor de ontwikkelingen van het DIF tot ICT Campus in het bijzonder. Over dit perspectief geeft JaapJan het woord aan Richard den Blanken, stedenbouwkundige bij de gemeente Zoetermeer.
Hoe komt in een voormalig boterdorp een ICT-hotspot tot stand? Het structuurplan voor de nieuwe stad uit 1968 projecteerde nieuwe bedrijvigheid aan de oostzijde van de stad. Door de overheersende westenwind zouden bedrijven op deze plek minder geluid- en geuroverlast veroorzaken. Kantoren werden gepland nabij de nieuw aan te leggen hoofdinfrastructuur. Naast de oude industriële vestigingen (Brinkers, Nutricia) waren in de jaren 70 van de vorige eeuw de komst van IBM en nadien het Ministerie van Onderwijs opvallende gebeurtenissen. Beide instituten hebben inmiddels de stad verlaten, maar hebben ongetwijfeld de vraag “Wat zijn we voor type werkstad?” mede beïnvloed.
Zoetermeer ICT stad
Meer steden hebben een ICT-profiel als een nieuwe werkkarakteristiek omarmd. Voor Zoetermeer was de samenwerking met de Haagse Hogeschool en het DIF op de locatie Brinkhave een bevestiging dat dit profiel waargemaakt kon worden. De centrale ligging van de stad en de concentratie op thema’s als smart mobility en e-health heeft geleid tot planvorming om het Siemenscomplex en de directe omgeving te ontwikkelen tot een nieuwe vitale plek waar werken, leren en wonen gecombineerd kunnen worden. Richard licht vier aspecten toe, die van belang zijn voor de komende planontwikkeling:
1 onderwijs; de mogelijkheid om onderwijs en onderzoekt te combineren en om start-ups te huisvesten en te laten doorgroeien
2 economie; het bieden van huisvesting als broedplaats voor 50 bedrijven met 1700 arbeidsplaatsen
3 wonen; ruimte aanbieden voor studenten en short stay medewerkers, zowel in tijdelijke als in permanente vormen van huisvesting
4 gebiedsontwikkeling; het benutten van de aanleg van een nieuwe openbaar vervoersknoop, halte Lansingerland als een entree van het gebied.
Lastig voor de planvorming is dat de gemeente nauwelijks eigendom bezit in dit gebied. Het komt dus aan op verleiden en faciliteren van de zittende eigenaren om mee te willen doen. Daarvoor is een ambitieniveau geformuleerd om de soms magere huidige uitstraling van het gebied te veranderen. Met uitzondering van het Siemenscomplex is de locatie nu nog teveel een gewoon bedrijventerrein, maar straks moet het een echte ICT Campus zijn.
Zo wordt de interne ontsluitingsweg verandert in een voetgangerszone, verhuist het parkeren naar de buitenzijde en wordt de nieuwe entreesituatie bij het station gemarkeerd. Grote ingrijpende wijzigingen op die plek zijn nauwelijks mogelijk door de aanwezigheid van veel ondergrondse infrastructuur van netbeheerder Tennet.
De Campus locatie maakt deel uit van een groter geheel, waarvan delen nog volop in ontwikkeling zijn, deels gebaseerd op plannen van zo’n 10 jaar geleden (Prisma bedrijventerrein), maar ook op mogelijk nieuwe initiatieven zoals meer woningbouw. Het is nu de kunst partijen te verleiden die zich hier willen vestigen en kunnen bijdragen aan het profiel van cyber-security, e-health, smart mobility en big data. Dat profiel voor Zoetermeer wordt binnen de metropoolregio erkend en ondersteund door het verstrekken van subsidies. In de vragen, die naar aanleiding van het verhaal van Richard worden gesteld wordt benadrukt dat de fysieke uitstraling van de ambitie, zowel op de locatie als elders in de stad nog mager is. Zo wordt een nieuwe windmolen gemist. En is het gebruik van smart technology nog niet zichtbaar voor voorbijgangers.
Kenniseconomie stelt andere eisen aan werkgebieden
Gabrielle Muris (Urban Impact) licht twee projecten toe die illustreren hoe verouderde bedrijventerreinen in levendige gebieden met een vitale economie kunnen veranderen.
Zij is zelf begonnen als programma manager en heeft zich ontwikkeld tot kwartiermaker. In die rol maakte zij deel uit van het team dat aan de herontwikkeling van het terrein van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM) is begonnen. In het andere project, de ontwikkeling van het Werkspoor kwartier in Utrecht, is zij door een ontwikkelaar met interesse voor industrieel erfgoed gevraagd aan de planvorming mee te doen.
De afgelopen eeuw zijn bedrijventerreinen van vorm veranderd. De bedachte scheiding tussen wonen en werken sluit minder goed aan op de opkomst van de kenniseconomie. Door de laatste ontwikkeling worden andere eisen gesteld aan werkgebieden en ontstaan nieuwe fenomenen zoals kennisparken rondom universiteiten. Om leer- en werkmilieus te stimuleren is het naast elkaar zetten van deze grootheden op fysieke plekken niet voldoende; je moet er hard aan werken om tot organisatorische verbanden en vruchtbare relaties te komen.
Casus 1 De RDM campus Rotterdam
RDM stond voorheen voor de Rotterdamse Droogdok Maatschappij, nu voor Research, Design & Manufacturing. Na de ontmanteling van de scheepswerf RDM Heyplaat kwam de vraag of de oude bedrijfsschool ook zou weggaan of zou kunnen blijven. Vanuit het Albedacollege en in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam is een claim gelegd op het benutten van de aanwezige faciliteiten voor het huisvesten van creatieve economie. Deze ambitie heeft geleid tot het ontstaan van het innovation dock, 2300 m2 te huren “kavels” voor opkomende business en het onderbrengen van onderwijsvoorzieningen in oude fabriekshallen. Daarvoor werden onder andere kassen ingebouwd. Naast het verhuren van “makersspace” zijn door een actief wervingsbeleid kunst & events, conferenties en de Academie van Bouwkunst naar deze locatie gebracht.
Voor de verbinding vanuit de stad voor studenten en bezoekers van culturele evenementen is in 2009 een veerdienst ingesteld. Daarnaast is vanuit de locatie de verbinding met het dorp Heyplaat hersteld. Anno 2019 moet je vaststellen dat de maritieme sector weer terug is gekeerd op de voormalige werf en dat delen van het terrein bedrijventerrein zijn gebleven. De locatie kent nu een dubbel profiel, maar blijkt als culturele hotspot nog wel ver van de stad af te liggen.
Casus 2 Werkspoorkwartier in Utrecht
Tussen 1912 en 1980 vormde het bedrijf Werkspoor het kloppend hart van industrieel Utrecht. Op 40 ha werkten 5000 man aan de fabricage van treinen, bruggen en stoere staalconstructies. Eind jaren 70 sloot Werkspoor en veranderde het karakter van het terrein. Oude bedrijfshallen werden gesloopt en werden vervangen door nietszeggende bedrijfsgebouwen en industriële dozen. Gedurende perioden van herontwikkeling, maar ook van leegstand en verloedering zijn twee oude hallen blijven staan. Zij zijn gekraakt en in gebruik genomen door creatievelingen uit Utrecht.
Op verschillende plekken en in diverse gebouwen is een nieuwe generatie makers, creatieven en ontwikkelaars met elkaar aan de slag gegaan. Deze nieuwe initiatieven hebben door co-creatie en bottom up ontwikkeling geleid tot vestiging van creatieve industrie en circulair bouwen, ICT bedrijvigheid en een eigen Werkspoor Festival. Place making en bundeling van krachten leidde tot het verbeteren van de openbare ruimte en de aanleg van een eigen Werkspoorpad.
Voor de financiering van allerhande activiteiten en voorzieningen is mede gebruik gemaakt van subsidies, maar is ook een deel van de onroerend goed belasting gebruikt voor het opzetten van een ondernemersfonds. Zo is Utrecht nu een nieuw kloppend hart rijker, het Werkspoorkwartier, waar ontwikkelaars en initiatiefnemers met steun van de gemeente investeren in projecten en in het gebied.
Samenvattend motto, ook voor de discussie: Magic is what happens outside the box. Over het succes van dit type herontwikkeling zijn mede door de mensen in de zaal, de volgende aanbevelingen geformuleerd:
1 maak het niet te complex
2 maak de innovatie zichtbaar en beleefbaar in de stedelijke ruimte
3 community-management moet onderdeel zijn van de businesscase
4 verbinding met andere sectoren en bewoners is belangrijk
5 wees voorbereid op een lange looptijd en veel bureaucratie
6 blijf uitgaan van de eigen situatie, de eigen plek
7 betrek derden erbij en vooral kunstenaars en creatievelingen
8 er moet druk zijn van gebieden vanuit de stad, kortom een mate van urgentie is nodig.
En er komen meer vragen. Is deze benadering transporteerbaar? Alleen als een eigen stedelijk element zoals de Werkspoorkathedraal aanwezig en bruikbaar is. Is een businesscase wel nodig voor dit type herontwikkeling? Jazeker, je kan niet zonder een verdienmodel en wel gezien de lange duur van ontwikkeling.
Waarom is de herontwikkeling van de Van Nelle Fabriek in Rotterdam niet zo succesvol? Het project is volgens Gabrielle teveel top down gestuurd en als erfgoed herontwikkeling in de markt gezet, niet geënt op de nieuwe economie. Gelukkig gaat het nu beter met dit prachtige object. Kortom; blijf out of the box denken en handelen, maak mede-eigenaren deelgenoot van fondsvorming, zoek creatief naar andere vormen van financiering en vergeet niet om dergelijke projecten de tijd te gunnen.
De Stadslezing in de serie De Nieuwe Stad wordt mede mogelijk gemaakt door Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en Gemeente Zoetermeer. In deze serie gaan deskundigen – in gesprek met het publiek – op zoek naar innovatiestrategieën voor de toekomst, die passen bij de specifieke kenmerken van ‘nieuwe stad’ Zoetermeer.