Wonen in de Oldest New Town Zoetermeer 

Simone Langeveld, coördinator van het architectuurpunt, heet iedereen welkom in de Pop-Up Expo en legt uit hoe Zoetermeer aan de titel “Oldest New Town” komt. In 2022 vierde Zoetermeer namelijk haar jubileum, 60 jaar New Town. 

Zoetermeer is vanuit het landelijke groeikernenbeleid in de jaren 60 als een compacte stad rond een oude dorpsstructuur ontworpen. Daarmee is Zoetermeer in tegenstelling tot bijvoorbeeld Almere of Lelystad geen echt nieuwe stad maar heeft dus nog een oude dorpskern en een oude wegenstructuur in het centrum. Bovendien was Zoetermeer de eerste groeikern van Nederland. 

Struktuurplan, 1968 goedgekeurd door gemeenteraad. Werkgroep Ontwikkeling Zoetermeer (WOZ) o.l.v. S.J. van Embden en H. Fledderus.

Zoetermeer is vandaag de dag een prachtig voorbeeld van een gelaagde groeikern, alle architectuurstijlen komen langs en Zoetermeer groeit nog steeds. En heeft dus alle problemen die een huidige stad ook heeft. 

Om de nieuwe bouwopgave goed vorm te kunnen geven, is het belangrijk om te weten waar Zoetermeer vandaan komt en welke mooie gebouwen, wijken en structuren Zoetermeer rijk is. 

Lees hieronder het verslag of bekijk hier de opnamen van de lezing >

Wonen in Zoetermeer tot 1962

Ton Vermeulen, historicus van historisch bureau ‘t Fluitschip, licht de geschiedenis van het wonen in Zoetermeer toe tot 1962, de aanwijzing als groeikern. Zoetermeer was altijd al een plaats waar mensen van buitenaf naartoe kwamen, weet Ton. Zoetermeer groeide door golven van migratie. Onder andere kwamen er Friezen en Franken, vanaf de 16de eeuw ook veel Vlamingen en Walen naar Zoetermeer. Deze migratiegolven gaven altijd al sociale spanningen. 

In de tiende eeuw werd begonnen met grootschalige ontginningen van het veengebied. Er waren voornamelijk twee ontginningen met in het midden de Dorpsstraat. Door ontwateren (inklinken) werd het land lager, en werd weer naar de randen van de ontginning toe verhuisd. De twee ontginningen groeiden langzaam naar elkaar toe en kwamen in het midden van de huidige Dorpsstraat bij elkaar. Hieruit ontstond het tweelingdorp Zoetermeer-Zegwaart. Zoetermeer in het westelijke deel, Zegwaart het oostelijke deel. De dorpen werden gescheiden van elkaar op de hoogte van de huidige Delftsewallen en de Leidsewallen.

Wonen 1000-1250

Er is niet veel bekend over hoe de mensen tussen 1000 en 1250 woonden, want hier is weinig onderzoek naar gedaan. Mensen leefden vooral van de jacht en de visvangst op het Soetermeerse Meer. De huizen waren van hout, met rieten daken, plaggenhutten, mensen woonden samen met hun dieren. In de Dorpsstraat stonden een aantal stenen gebouwen. 
In de 13de eeuw kwam het zwaartepunt van bebouwing langs de Dorpsstraat te liggen, het kruispunt van vaarwegen van de route Den Haag – Gouda, en de Delftse- en Leidsewallenwetering. 

Onder de huidige Hoogvliet werden resten gevonden van een eerste woontoren uit baksteen en natuursteen. Het huis te Palenstein stond tot 1791 aan de Dorpsstraat en nam een enorm gebied in de Dorpsstraat in beslag. Er is een wapen van de heren van Egmond en een pispot gevonden. Een ander stenen gebouw was de kerk. 

Op 17 september 1574 vond de Slag bij Zoetermeer plaats. De Spanjaarden hielden de geuzen tegen op de hoogte van de Voorweg. Het hele gebied van Rotterdam tot Leiden werd op last van de overheid onder water gezet. Het zou daarna 8 jaar duren voordat alle molens en dijken weer hersteld waren. De mensen die er in dit gebied woonden, ondervonden veel last hiervan. Binnenkort zal er een herdenking plaatsvinden want de Slag bij Zoetermeer is nu 450 jaar geleden. 

Turfwinning

Het bleef een enorm natte omgeving waar men toen leefde. Het land werd inmiddels grootschalig afgegraven voor Turf. Gouda was in de Turfhandel het centrale punt voor de export. De landen werden uitgegeven aan leenheren, die het wederom uitgaven aan boeren. We hebben vandaag de dag nog zelfs een ambachtsheer in Zoetermeer, die in bezit is van het water aan de Voorweg en de Dobbe. Voor veranderingen zoals het aanleggen van een brug moet de gemeente hier daarom nog steeds toestemming van de ambachtsheer vragen. Ook voor vissen moet een vergunning bij de ambachtsheer gevraagd worden. Kaart uit 1635 met Zegwaartseweg en het huidige Oosterheem. De gevolgen van het weghalen van turf. 

In 1614 werd het Zoetermeerse meer drooggelegd. Onder andere hiervoor waren investeerders nodig. Deze kwamen voornamelijk uit andere steden en bouwden buitenhuizen als statussymbool in Zoetermeer, mooi in het landschap, niet in de drukke stad zoals Den Haag. Een sprekend voorbeeld is Hofstede Meerzicht van 1677 in de Driemanspolder. Meerzicht omvat een buitenhuis met boerderij erachter en was eigendom van een rijke koopman uit Delft. Opvallend hierbij is dat Meerzicht in de polder gebouwd werd en niet zoals eerder gebruikelijk op de dijk.

De gewone arbeidershuizen langs de Dorpstraat werden nog steeds voor een groot deel van hout gebouwd met rieten daken, de gevels aan de voorkant waren soms wel van steen. Deze dicht op elkaar gebouwde huizen waren helaas zeer brandgevoelig. In 1650 brandde een groot deel van de Dorpstraat in Zegwaart af. En luttele 50 jaar later, in 1702 woedde er een grote brand in het Zoetermeerse deel van de Dorpsstraat. Ook daarom zijn er heel weinig 17de eeuwse gebouwen in de Dorpsstraat behouden.

De zogenaamde Piet en Dorasteeg

Niet iedereen woonde langs de doorgaande wegen. Er waren ook steegjes bebouwd zoals de Piet- en Dorasteeg. Daar woonden een aantal mensen die Piet en Dora heetten, vandaar de naam. Mensen leefden daar onder primitieve omstandigheden. 

De woonkamer diende ook als slaapkamer, er stond ook de bedstee, achter ging er een trapje naar een hele lage zolder met strozakken, de slaapplek voor de kinderen. 

In het achterhuis beneden stond een fornuis met een pijp door het dak, pijp naar boven, er was nog geen wateraansluiting, het water werd uit een put achter het huis gehaald. Daar stond ook het toilethuisje boven de sloot. De ontlasting geraakte direct in de sloot, waar men ook weer zijn kleren waste en water voor ander gebruik haalde. Infectieziekten lagen op de loer. In de 19de eeuw was er dan ook een Cholera-uitbraak in Zoetermeer. Riolering kwam er pas in 1959. Eerder werden er gierplekken gebruikt die met regelmaat geleegd moesten worden. 

Huize Akkerlust

Maar ook niet iedereen woonde in een arbeiderswoning. Huize Akkerlust in de Vlamingstraat is bijvoorbeeld een heel chique huis met kamers aan weerszijden met een marmeren vloer in de gang, verfijnde stoelen in de woonkamer en Perzische tapijten. Op zolder bevond zich een kamer voor een dienstmeisje, dat naast de dagelijks langskomende dienstmeisjes er ook daadwerkelijk woonde. 

De bebouwing was toen wel nog geconcentreerd langs de hooggelegen wegen als de Voorweg, de Dorpsstraat en de Zegwaartseweg. Na 1900 groeide de bevolking in Zoetermeer onder andere door betere hygiëne (van 2800 mensen in 1900 naar 5500 inwoners in 1940). In 1928 werden waterleidingen aangelegd. Eerst werden de hooggelegen straten volgebouwd, daarna week men zonder veel planning uit naar de kleigrond. 1929 begon de particuliere bouw van de huidige Molenstraat.

Instituut Stad en Landschap

Maar men zag ook in Zoetermeer dat een betere stedenbouwkundige planning het dorp goed zou doen. Dit werd uitbesteed aan het Instituut Stad en Landschap te Rotterdam. Zij planden in de 1930er jaren de uitbreiding van de huidige wijk het Dorp, het gebied tussen de Dorpsstraat, de Delftsewallen, de spoorlijn (nu A12) en de Rokkeveenseweg. Deze wijk zou gestructureerd uitgebouwd moeten worden. De Dorpsstraat was toen nog de enige oost-westverbinding tussen Gouda en Den Haag/Leiden en een centraal knooppunt. 

De Tweede Wereldoorlog gooide echter roet in het eten en na de oorlog was er een groot gebrek aan bouwmaterialen. In 1946 werden ondanks alle inspanningen bijvoorbeeld maar 6 woningen gebouwd in Zoetermeer. 

Na de oorlog waren er 13 raadsleden en 7 partijen in Zoetermeer. De meningen waren dus zeer verdeeld, maar over woningbouw en het snelle verhelpen van de woningnood was iedereen het eens. Verschillende toestanden zouden onhoudbaar zijn. Eengezinswoningen werden immers vaak door meerdere gezinnen bewoond. Ook woningbouwverenigingen wilden voortvarend aan de slag. Uiteindelijk kwamen er toch meer huizen in Dorp. In 1947 werden er 1180 woningen bijgebouwd. In 1950 kwamen de Duplexwoningen gereed.

Deze woningen kunnen in principe als eengezinswoning gebruikt worden, maar kunnen ook makkelijk opgesplitst worden in een beneden- en bovenwoning. Tot in de jaren 1990 waren er boven- en benedenwoningen gehandhaafd. In 1958 werd in de John Mc Cormickstraat de eerste galerijflat van Zoetermeer gebouwd. Ook deze is vandaag de dag nog te bewonderen. Zo werd de wijk Dorp langzaamaan gevuld met woningen. Ton vertelt ook dat Zoetermeer toen nog een sterk conservatieve en ook krachtige, maar dorpse inslag had met stevige levensovertuigingen. Groeperingen stonden soms erg tegenover elkaar in Zoetermeer. En toen beloofde de gemeenteraad van Zoetermeer (!) in 1962 dat Zoetermeer zou groeien tot 100.000 inwoners. 

Zoetermeer, de eerste groeikern van Nederland

Joosje van Geest is architectuurhistoricus en auteur van de architectuurgids Zoetermeer (2016). Ze is tevens initiator van de website Post65.nl en sinds 2020 lid van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed van de gemeente Zoetermeer en sinds 2022 tevens lid van de Welstandscommissie van de gemeente Almere.

Den Haag kon op eigen grondgebied niet verder uitbreiden, neemt Joosje het stokje over, en Zoetermeer moest daarom een “overloop” bieden. Zoetermeer werd als eerste gemeente aangewezen als groeikern. Zoetermeer was natuurlijk een klein dorp met een klein ambtelijk apparaat. Dus werd er een Werkgroep Zoetermeer samengesteld onder meer met van Embden. Zij bedachten een stad rondom het dorp. Een compacte stad met de nadruk op hoogbouw en verkeer (iedereen wilde een auto na de oorlog). Ook een goede verbinding naar Den Haag was uitermate belangrijk en dit werd van begin af aan meegenomen in de plannen. Omdat de stad zo compact mogelijk moest worden, werden woningen gestapeld. De woningnood was jarenlang het grootste probleem in Nederland. De industrialisatie en nieuwe bouwtechnieken verhielpen dit geleidelijk. Niet alleen in Zoetermeer werd er toen stevig gebouwd, ook in bijvoorbeeld Ommoord of Bijlmermeer. 

De mooie structuurgevende polderverkaveling werd niet meegenomen in de nieuwe plannen. Er werd een compleet andere en nieuwe structuur eroverheen gepland die niets met haar ondergrond te maken heeft. De wijkgedachte werd leidend. Rond het centrum zouden vier wijken met eigen centra ontstaan. Zoetermeer moest vooral ook geen slaapstad worden, dus er werden ook terreinen voor kantoren en bedrijven aangewezen. Rondom de flanken werden grote stadsparken gepland. Functiescheiding met anonieme flats en grote verkeersstructuren is kenmerkend voor die tijd. 

Zoetermeer was weliswaar de eerste New Town, maar kort daarop werd met de 2de Nota Ruimtelijke Ordening het Groeikernenbeleid gelanceerd, en gingen ook dorpen als Houten, Purmerend of Spijkenisse uitbreiden.

De nieuwe woningen betekenen toentertijd een enorme vooruitgang voor mensen. Men hoefde niet meer bij familie in te wonen, men kreeg een eigen keuken en badkamer, vaak ook eigen buitenruimte, balkons of terrassen en een eigen parkeerplaats voor de auto.  De zes torenflats in Driemanspolder van 1973 zijn nog steeds beeldbepalend voor Zoetermeer. Veel flats kregen parkeergarages in de plinten en daarop vaak eerst openbare, later voor publiek afgesloten daktuinen. De garages werden gauw als sociaal onveilig ervaren. Velen zijn inmiddels afgebroken, de garage met daktuin aan de Savelsbosflat in Meerzicht is nog te bewonderen. 

Kritiek op ‘anoniem’ bouwen

Vanaf 1968/69 kwam er steeds meer kritiek op de uniformiteit en de anonieme uitstraling van de flatgebouwen en de functiescheiding. Er werd wel gepoogd om variaties in de hoogbouw aan te bieden in de vorm van een knik, verschillende hoogtes of een fijnere structurering van de gevels door balkons, maar dat mocht niet baten. In de jaren 70 kwamen er veelvuldige protesten, tegen rigoureuse kaalslagplannen zoals bijvoorbeeld voor de metro in Amsterdam. Mensen wilden veel meer betrokken worden bij de plannen en wilden ook de anonimiteit van de woonomgeving niet meer. Bewoners wilden inspraak.

In 1971 werd de Werkgroep Zoetermeer ontbonden. Dat was ook de afspraak, zij zouden ongeveer 10 jaar bezig zijn, dan zou het gemeentelijk apparaat in Zoetermeer voldoende opgeschaald zijn om de stedelijke ontwikkeling van Zoetermeer zelf vorm te kunnen geven. Dit luidde de tweede fase van de ontwikkeling van de groeikern in. Met een multidisciplinair team, waarbij ook kunstenaars en sociologen betrokken waren, ging de ontwikkeling van Zoetermeer door. In Meerzicht kan je heel mooi de overgang zien van de eerst grootschalige woningbouw en daarna de kleinschalige bebouwing met meer variatie en oog voor de zogenaamde ‘menselijke maat’.

Gebouwde voorbeelden uit de 2de groeikern-fase

 Wim Schut uit de werkgroep Zoetermeer en lang werkzaam voor het Instituut Stad en Landschap was minister geworden en zorgde voor subsidies voor experimentele woningbouw, waarmee in Zoetermeer vaak werd geëxperimenteerd. Een leuk voorbeeld hiervan is de terrasflat van Davidse van 1978. Verschillende woningtypes en buitenruimtes.
Een tweede voorbeeld is de Terrasflat van Leo de Jonge aan de Du Meelaan van 1984. Ontmoeten en contact met de buren waren belangrijke thema’s geworden. Hiervoor moest ruimte gemaakt worden op straat. 
Dat is ook terug te zien in het ontwerp van de  Carportwoningen Van der Werffstraat van 1970. De straat wordt weer terugveroverd en er worden collectieve binnenplaatsen gecreëerd. 

Voor Zoetermeer is de afgelopen jaren een grote inventarisatie van waardevolle gebouwen, ensembles, wijken en kunstwerken uit de periode na 1945 gemaakt. Dit woningencomplex staat er ook in genoemd. De gehele inventarisatie is online onder deze link te vinden: https://www.geheugenvanzoetermeer.nl/themas/post-45-erfgoed/

Ook de woondeken aan de Turf- en TIchelberg zijn bijzonder. Het gaat hier om splitlevel woningen, waarbij de toegangen tot de woningen  op een gezamenlijk parkeerdek liggen, dat een collectieve ruimte vormt. Op het parkeerdek zijn ook kleinere woningen zonder tuin geplaatst. 

Heel graag noemt Joosje onder de noemer van nieuwe variatie en experimenten ook de dijkwoningen in Buitenweg de Leyens. De begane grond is ingericht als kleine eenlaagse woningen en daarboven liggen de grote gezinswoningen. 

Woonerven zijn een belangrijke uitvinding uit dit tijdperk. De eerste woonerven werden in Emmen gebouwd. Maar het pleintjesplan in Meerzicht is natuurlijk ook een belangrijk ontwerp uit deze tijd. De straat was voor kinderen en voetgangers, de auto’s werden in carports weggewerkt, zodat de pleintjes er niet vol mee kwamen te staan. En ook de omringende groenstructuur die mooi aansluit aan het Westerpark is in dit ontwerp erg belangrijk.

Pleintjesplan Meerzicht, Leo de Jonge architecten

Wonen, recreatie en verkeer werden met elkaar verweven. Ook hier had je bejaardenwoningen. Een aantal staan leeg nu. Hoe ga je hier nu mee om? 

Hoe omgaan met jong erfgoed?

Joosje stelt een aantal plannen en gedachten voor, hoe met het nieuwe erfgoed gebouwd vanaf 1945 omgegaan zou kunnen worden: 

Ook in Zoetermeer is er een grote druk op gezinswoningen. De doorstroming moet bevorderd worden. In Meerzicht is het de vraag hoe je de pleintjes-structuur kan behouden, en alsnog een toekomstgericht, vernieuwend ontwerp kunt maken. Een optie stelt Joosje, zou zijn de gebouwen “op te toppen”, dat wil zeggen een verdieping erbovenop te bouwen. Op deze manier worden straat- en ensemble-structuur in stand gehouden en worden woningen toegevoegd.

Daarbij kan het groen nog verbeterd worden. Ouderen kunnen zodoende in hun eigen wijk verhuizen naar kleinere woningen, de grote eengezinshuizen worden vrij en mensen kunnen doorstromen. 

Andere uitdagingen zijn de anonimiteit en met name de “dode plinten” in naoorlogse hoogbouwwijken. Joosje laat een fraai voorbeeld uit Apeldoorn zien van van Heeswijk architecten. De woningen op de eerste verdieping krijgen elk een aparte entree via een trap vanaf het maaiveld, het trappenhuis werd gerenoveerd en transparant gemaakt met een gevel van glas. Deze ingrepen verhogen de sociale veiligheid en met een duurzame aanpak kunnen dit soort gebouwen een prima tweede leven krijgen volgens Joosje. 

Ook kunnen bijvoorbeeld dakterrassen aangelegd worden op dit soort gebouwen zoals een voorbeeld in Amsterdam (renovatie De Boel) laat zien. Op stedenbouwkundig niveau heeft Zoetermeer al een waardevolle karakteristiek voor de toekomst door de al eerder gerealiseerde wijkgedachte: Iedere wijk heeft immers een eigen centrum met  een eigen OV-punt. Deze centra kunnen verder worden verdicht met bejaardenwoningen en jongerenwoningen. Want ook in Zoetermeer zijn de uitleggebieden “op”. Voor Zoetermeer is dit natuurlijk een hele nieuwe, onwennige situatie. Er moet nu een omslag in denken komen, men kan niet meer nieuwbouwgebieden plannen en het verdichten van de bestaande bebouwing is een andere, complexere opgave. 

Joosje denkt ook dat kantoren succesvol kunnen worden getransformeerd in woningen of woon/werkcombinatie. Zij denkt daarbij bijvoorbeeld aan de Kristalkantoren, maar ook toekomstig wellicht aan het structuralistische en fijnmazige AIVD gebouw. Het wordt heel spannend en interessant of en hoe hier een andere functie in ondergebracht zou kunnen worden. Ook het al helemaal uitgeklede kantoorgebouw Terra Nova aan de Boerhavelaan zal worden getransformeerd naar woningen. 
In ‘de Mammoet’, het voormalig Abva kantoorgebouw uit 1980 zijn nu bijna 60 bedrijven en start-ups. Deze voorbeelden laten zien dat Zoetermeer duidelijk geen slaapstad is. Joosje laat nog een andere succesvolle transformatie zien: Het Estelgebouw in Nijmegen uit 1972 is helemaal getransformeerd van kantoor naar woningen. Hierbij gaat het om een gemeentelijk monument. 

Aandacht voor jongere geschiedenis vanaf de oorlog en vanaf 1965

Het is verrijkend en interessant om na te denken over deze nieuwe monumenten, en over wat uit de Post 45 periode behouden moet blijven. Joosje denkt dat velen nog moeten wennen aan het idee dat ook gebouwen van na de 2de wereldoorlog “monument” kunnen worden. Zo is de kerk De Goede Rede in Almere Haven uit 1979 een nieuw gemeentelijk monument. Ook het Cultureel centrum De Musketon in Utrecht, Lunetten van 1984 is een monument. 

Wat heeft cultuurhistorische waarde in de stad?  En hoe gaan we daar toekomstig mee om. Ook in Zoetermeer zijn de uitleggebieden nu op en zou omgegaan moeten worden met wat er al staat. Er moet een antwoord komen op de vraag welke waardevolle elementen uit de stad bewaard moeten blijven. Er moet met veel respect naar de identiteit van de stad worden gekeken, want een stad wordt juist interessant door een gelaagdheid door de tijd heen. Ook vanuit duurzaamheid doet Joosje een oproep om gewetensvol te kijken of gebouwen kunnen hergebruikt worden. Want er komt nu een nieuwe bouwgolf aan. En er worden nu monumenten aangewezen uit deze tijdsperiode. In Zoetermeer is gelukkig al een uitgebreide inventarisatie gedaan. 

Bent u geïnteresseerd in de omgang met nieuwe monumenten in Nederland?  Dan raadt Joosje haar Post 65 – website van harte aan.
Wilt u meer weten over de inventarisatie in Zoetermeer? Kijk op deze website .

Verslag door: Sandra Schluchter.

Share your thoughts